Dit is een stuk uit mijn boek-in-wording. De tekst tussen haken […] is vooral bedoeld om de context weer te geven.

[…] Want het is prima dat de aarde vergaat – wellicht is prima niet het beste woord in deze – maar dan hebben we nog een heel universum over. Een universum waarvan ik al eerder zei dat het, zeg maar, best wel druk is. En het universum zal altijd blijven bestaan…
… toch?
Dat ligt er maar aan hoe je het bekijkt. Want uiteindelijk zal ook het heelal niet meer bestaan op de manier die we nu kennen. De naar de huidige inzichten finale staat van het universum heet warmtedood. Dat klinkt nog best gezellig voor iets kuts als het einde van alles. De eersten die rond 1850 met deze theorie-des-doods op de proppen kwamen waren Lord Kelvin en Hermann von Helmholtz. De theorie zegt eigenlijk dat alles uiteindelijk zal vervallen tot een staat van entropie. Zelfs zwarte gaten zullen verdampen (dat duurt zo’n google jaar, dus we hebben nog even) en dan zal er in de ruimte niets anders zijn dan atomaire deeltjes die heen en weer door het universum schieten. Zelfs het concept tijd zal niet meer lijken op hoe wij dat ervaren. Overigens betekent warmtedood niet dat het daar zal aanvoelen als onder een klamme deken. De temperatuur zal slechts een fractie boven het absolute nulpunt liggen. Het is maar wat je warm noemt.
Uiteindelijk is alles tijdelijk. In de Joodse wijsheidsliteratuur neemt קֹהֶלֶת, oftewel Kohelet, een belangrijke plaats in. Dit geschrift is zo’n drieduizend jaar oud en begint vrolijk met: “Alles is maar lucht en leegte, zegt Prediker. Niets heeft echt zin!”
Niet gek voor een tekst die wordt ingedeeld bij wat de Joden feestrollen noemen.
Ja, wacht even he? Als je in grote thema's gaat denken, dan moet je ook in álles groot gaan speculeren. Hét grote thema van de mensheid is haar éénwording, en als dat punt (Teilhard de Chardin noemde het ooit 'punt Omega') ooit bereikt gaat worden, dan zijn we misschien wel op den duur in staat om zo'n warmtedood te voorkomen.
Ik zeg dit soort dingen, omdat de Kerk enerzijds een middel is om óm te gaan met de voorbijgaande fase die 'leven' heet, maar anderzijds zitten er toch ook weer allerlei aspecten aan die Kerk die zich niet helemaal lijken neer te leggen bij die tijdelijkheid. Zo is de kalender volgestouwd met heiligen, de liturgie minstens deels aangekoekt voorbijgaand mensengedrag, en functioneert de Kerk ook op allerlei andere manieren als een gigantisch archief.